Benutten van de potentie van agrarisch beheerde veenweidesloten

Agrarisch beheerde veenweidesloten bieden een enorm potentieel voor biodiversiteit, waterkwaliteit, een klimaatbestendig watersysteem, het remmen van bodemdaling en het beperken van broeikasgasemissies, met behoud van de agrarische functie. Ecologisch beheer van sloten, oevers en perceelranden is essentieel om deze potentie te benutten. Hier zijn algemene richtlijnen voor, maar elke sloot is anders. De projectgroep VeenweideSloot van de Toekomst (VeeST), waar NMI deel van uitmaakt, onderzoekt hoe zo’n sloot eruitziet en welk beheer nodig is om dit te bereiken en te behouden. Dit geldt voor zowel de huidige situatie als voor wanneer slootwaterpeilen hoger en dynamischer worden. Het project VeeST is mogelijk gemaakt door zowel het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) als de Waterschappen, verenigd in STOWA.

Onlangs is NMI samen met FLORON, VIC en ORG-ID gestart met de uitvoeringsfase.

Ondanks de potentie staat in veenweidesloten de waterkwaliteit en biodiversiteit onder druk. Invasieve exoten richten schade aan, er zijn substantiële methaanemissies en er is sprake van verlies van agrarisch land door oeverafkalving. Deze problemen worden naar verwachting groter wanneer slootpeilen hoger worden om bodemdaling te beperken. Beheer van de sloot, oever en perceelrand spelen een belangrijk rol in de aanpak van deze problemen. VeeST maakt inzichtelijk hoe aangepast ecologisch beheer van sloot, oever, perceelrand en perceel bijdraagt aan een goed functionerende en toekomstbestendige veenweidesloot. Het agrarisch beheer is dan gericht op biodiversiteit in en om de sloot en een optimale agrarische productie op het perceel.

Typering veensloten
In de verkenningsfase is duiding gegeven aan de variatie aan veenweidesloten. Dit is gedaan door agrarisch beheerde veensloten in Nederland te typeren op basis van drooglegging, de waterrijkheid, de breedte van de sloten, de hoeveelheid klei en organische stof in de bodem en de trofiegraad van het veen. Saliniteit is ook belangrijk, maar kon niet worden meegenomen door het ontbreken van voldoende data.

Wensbeelden
Voor de zes verschillende typen veenweidensloten die zijn onderscheiden, zijn wensbeelden geformuleerd. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende zones van land naar water; de waterzone, de aquatische en terrestrische natte oeverzone, de terrestrische droge oeverzone, perceelrand en perceel. Voor deze zones is bepaald wat de primaire functie is, welke kwaliteiten de slootzone moet hebben om die functie te kunnen vervullen en welke indicatoren die kwaliteit bepalen.

Beheer
Het doel van beheer is herstel en behoud van de ecologische en fysische kwaliteit van de verschillende zones in en om de sloot, zonder te kort te doen aan de waterhuishoudkundige functie van de watergang en de agrarische functie van perceel en perceelrand. Hier is in de verkenningsfase een eerste invulling aan gegeven.
Om met beheer van vegetatie naar het wensbeeld toe te werken is ‘ecologisch beheer’ van belang. Uitgangspunt is: niets doen tenzij een functie in de knel komt. Dit staat haaks op de standaard praktijk waarin jaarlijks vegetatie wordt verwijderd, slootkanten intensief worden gemaaid en op gezette tijden wordt gebaggerd. Praktische uitgangspunten van ecologisch beheer zijn: niet meer vegetatie verwijderen dan noodzakelijk, wortels niet verwijderen door minimaal 10 centimeter boven de bodem te maaien, kanten niet aantasten en maaisel uit de kant verwijderen. In de aquatische oeverzone zou in de volle breedte een smalle strook vegetatie moeten staan om de erosie van de oever te beperken.
Om met baggeren naar het wensbeeld toe te kunnen werken, is onder meer van belang dat er een stabiele oever zonder onderholling is en dat de vaste slootbodem onder de sliblaag niet wordt beschadigd.
Over de effecten van peilverhoging op de kwaliteit van de sloot is relatief weinig bekend, blijkt uit de verkenningsfase. Eerste inzichten tonen aan dat erosie lijkt toe te nemen, biodiversiteit op de (korte termijn?) en agrarische gebruikswaarde verslechterd. Ook weten we amper iets over hoe het beheer moet worden aangepast wanneer het slootpeil wordt verhoogd. Om deze kennishiaten in te vullen is een analysekader geformuleerd dat wordt toegepast in de uitvoeringsfase.

Volgende stap?
Momenteel is het projectteam gestart met de uitvoeringsfase. In 2024 en 2025 worden op een groot aantal locaties in het agrarisch beheerde veenweide veldexperimenten uitgevoerd. Naast deze proeven worden ook een grote variatie aan locaties op uniforme wijze onderzocht en geanalyseerd. Hierbij worden niet alleen allerlei metingen gedaan in de sloot, oever en perceelrand, maar wordt ook geïnventariseerd hoe de onderzochte sloten zijn, en worden beheerd. Door slimme modellen te maken kan een relatie worden gelegd tussen beheer en kwaliteitskenmerken van de sloot. Dit zal als basis dienen voor beheeradviezen om de wensbeelden te bereiken en te onderhouden. Dit wordt samen met de praktijk getoetst en aangevuld. Zo wordt invulling gegeven aan het HOE de potentie voor zowel landbouw als natuur in veranderende omstandigheden, toch benut kan worden.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Debby van Rotterdam, e-mail debby.vanrotterdam@nmi-agro.nl



Geef een antwoord