VeeST in beeld bij Vroege Vogels

Terughoudend beheer leidt tot meer stabiliteit en meer biodiversiteit op oevers en in sloten in het veenweidegebied. Hierover vertelde Debby van Rotterdam-Los, Nutriënten Management Instituut (NMI), vanuit het project Veenweidesloot van de Toekomst in de Vroege Vogels uitzending van 12 oktober 2025.    

De filmploeg van Vroege Vogels streek neer bij proefboerderij Kennis Transfer Centrum (KTC) Zegveld. Op dit melkveebedrijf in het westelijk veenweidegebied worden allerlei proeven uitgevoerd en is één van de vele locaties waar het project Veenweidesloot van de Toekomst (kortgezegd VeeST) onderzoek doet. VeeST wordt uitgevoerd in opdracht van het Veenweiden Innovatie Centrum en VIPNL. Samen met partners NMI, Floron, ORG-ID en waterschap Amstel, Gooi en Vecht en medewerkers van het VIC onderzoeken we de invloed van sloot- en oeverbeheer op de planten die er groeien, op de stabiliteit van de oever, op de waterkwaliteit en op de agrarisch gebruikswaarde. Daarnaast kijken we naar wat er gebeurt als slootpeilen hoger worden en hoe het beheer daarop aangepast moet worden om te voorkomen dat de oeverstabiliteit of waterkwaliteit verslechtert.

Een kijkje bij de proeflocatie

Voor de opnames stond Debby met presentator Menno Bentveld op een oever in Zegveld met een rijke variatie aan planten. Deze oever wordt al vele jaren niet gemaaid, maar er grazen wel koeien. Uit de sloot wordt met een zogenaamde baggerpomp regelmatig wat bagger verwijderd. De vegetatie in de sloot en op de natte oever wordt niet verwijderd (‘geschoond’). Door dit beheer is er een 1,5 tot 2 meter brede oeverzone ontstaan. Deze zone heeft een gevarieerde vegetatie met grassen, kruiden en moerasplanten.

Deze diversiteit aan planten op de oever heeft meerdere voordelen. Zo geven veel bloeiende planten nectar en vormen daarmee een belangrijke voedingsbron voor insecten. Andere planten stabiliseren weer de oevers met hun wortelstelsel. Deze oeverstabilisatie is hard nodig. Ontwaterd veen breekt namelijk af (‘veraarden’), verliest daarbij haar natuurlijke structuur en spoelt dan gemakkelijk weg naar de sloot als het in contact komt met water. In de opnames laat Debby goed zien hoe de lange wortels van verschillende planten hun werk doen. In tegenstelling tot het productiegras met zijn korte wortels, houden deze langere wortels het veen stevig vast. Zo zorgen ze voor meer stevigheid in de grond en stabiliteit van de oever.

Nieuwe inzichten: het ‘tompouce’-effect

Het VeeST-project onderzocht meer dan tweehonderd sloten in het veenweidegebied en vond in vrijwel alle onderzochte sloten veel slib. Dit slib bestaat uit dun veraard veen. Slibaanwas wordt mogelijk veroorzaakt door het zogenaamde ‘tompouce-effect’. Dit fenomeen houdt in dat veen vanuit diepere bodemlagen langzaam wordt weggedrukt naar de sloot door het gewicht van de stevige toplaag en de tegendruk van de niet-veraarde diepere bodemlaag. Dit proces is niet direct zichtbaar en kan worden versneld door zware machines op nat land.

Dit inzicht geeft nieuwe perspectieven in de oorzaken van slechte waterkwaliteit in de veenweidesloot. Tot nu toe ging men ervan uit dat sloten vooral worden verrijkt met voedingstoffen uit de toplaag van naastgelegen percelen en door uit- en afspoeling van voedingsstoffen uit mest. Het tompouce-effect laat nu zien dat de waterkwaliteit ook negatief wordt beïnvloed door voedingsstoffen die vrijkomen bij het wegdrukken en de erosie van diepere bodemlagen. Deze kennis benadrukt het belang van oeverstabiliteit en het afstemmen van de bodembelasting op de draagkracht van de bodem.

Waardering voor terughoudend beheer

VeeST laat zien dat terughoudend beheer grote, positieve effecten kan hebben: voor natuur, waterkwaliteit en de toekomst van het veenweidegebied. Voor agrariërs betekent terughoudend beheer een investering. De kruiden en moerasplanten in deze vochtige zone hebben niet dezelfde voederwaarde als productiegras. Bovendien kunnen in deze oevers ook plantensoorten groeien die ongunstig of zelfs giftig zijn voor koeien. Terughoudend beheer vraagt dus om een investering en lef van melkveehouders. Anderzijds leidt erosie en het wegspoelen van de oevers uiteindelijk tot landverlies voor de boer. Met VeeST willen we laten zien dat deze investering niet alleen zorgt voor een grotere biodiversiteit op de oever, maar ook resulteert in een stabielere oever, minder verlies van bodem en land, en meer planten in de sloot. Menno sluit de aflevering af met “Wat een prachtige sloot! Als dit nou de sloot van de toekomst is, waar dus natuur is, waar meer veen wordt vastgehouden, minder uitstoot is en de boer kan ook nog gewoon boeren. Nou, dan zeg ik: laten we ervoor tekenen en laten we het gewoon doen.”

Laat je inspireren en kijk de hele aflevering terug op NPO via deze link.

Voor meer informatie over VeeST kunt u contact opnemen met Debby van Rotterdam, e-mail debbyvanrotterdam@nmi-agro.nl, tel. 06 2517 9329